Morgen is mijn man jarig. En zoals te doen gebruikelijk feliciteren wij de jarige niet alleen met een dikke smakkerd op beide wangen, maar overhandigen wij ook een presentje! Dus toog ik vanmiddag naar de stad om een en ander in te slaan. In de stad was het kil en grijs! Toch deerde dat Amsterdam niet. De Amstel stroomde kalmpjes door de stad en op het Rokin was een grote machine bezig om telkens een hap beton uit een gebouw te nemen. Dat zag er een beetje troosteloos uit en de tram moest dan ook even wachten voor de vrachtwagen die de hapjes beton had verzameld en ze de stad uitbracht. Ik denk naar het beton kerkhof.
Blinde Bennie speelde zoals altijd vrolijk op zijn orgeltje voor de Nieuwe Kerk en in de Bijenkorf waren stoere mannen bezig in een liftschacht. Ze klopten en timmerden er lustig op los. Ik deed mijn aankopen, liet mijn nagels nog even voorzien van een keurig lakje, want vanavond mag ik aanzitten bij een poepdeftig diner, en verliet de Bijenkorf weer.
Buiten was het nog steeds kil en grijs, maar er hing toch een opgewekte sfeer in de stad. Voor de beurs van Berlage stonden zomaar twee gymschoenen geparkeerd. Keurige types, de linkerschoen was netjes dicht gestrikt, bij de rechterschoen ontbraken de veters.
De eigenaar was nergens te bekennen. Ik vraag me dan af waarom die schoenen daar zo staan en of er dan iemand op zijn sokken door de stad scharrelt. Het antwoord daarop kreeg ik toch niet en daarom liep ik maar door. Op de kade bij de rondvaartboten gooide een man een half zakje patat op de grond. De frietjes lagen nog niet kleumend op de grond of een krijsende witte wolk meeuwen daalde neer en ontfermden zich over de friet. In een mum van tijd was alles opgegeten en tevreden gingen de meeuwen op een meerpaal in het water hun veren zitten oppoetsen.
Even verderop, vlak bij de werkzaamheden van de Noordzuid lijn lag een oude, roestige schuit in het water, waarop een man met een slijptol druk in de weer was om allerhande buizen door te slijpen. Het jankerige geluid van de slijptol kletste tegen de kade en stierf weg in het geluid van het drukke verkeer op het Damrak.
Op het stationsplein stonden zoals gewoonlijk twee evangelisten het geloof te verkondigen. Met een sjofele Bijbel in de hand riep de man de geloofsbrieven over de hoofden van stroom voetgangers uit, die zich daar niks van aantrokken en stoicijns hun weg vervolgden. De vrouwelijke evangelist stond almaar heftig te knikken bij de teksten van haar collega.
Het Centraal station deed wat het altijd doet, kluwende bosjes met toeristen en reizigers uitspuwen door de krappe deuren, al dan niet behept met van de keurige koffertjes met zwenkwieltjes. In het metrostation, waar nog steeds gebouwd wordt, stonden werklieden met helmen en helgele jassen aan, te overleggen of ze zus of zo zouden doen. Blijkbaar was een van hen dit zat en riep, houdoe tot maandag. Geen Amsterdammer dus!
In de metro ging er een man tegenover me zitten met een grote bos narcissen. Keurig verpakt in cellofaan met een gele strik. De narcissen zaten nog in de knop, maar eentje daarvan had zich al ontworsteld aan de schutblaadjes en keek me met haar gele, zonnige glimlach, vrolijk aan!
Op station Wibautstraat stapten twee Surinaamse dames in. Ze hadden de slappe lach en hun vrolijkheid trilde door de hele coupe! Toen we bij het Amstelstation boven de grond kwamen leek het buiten een stuk minder grauw. Thuis bloeiden ineens mijn sneeuwklokjes!
Wat een leuk geschreven verhaal weer! Ook bijmij nu een stralende lach op mijn gezicht! Wat word ik vrolijk van jouw dagelijkse onzindingen!
BeantwoordenVerwijderen